Je hebt het niet van mij – Marcel van Roosmalen

Voorheen was ik ervan overtuigd dat schaken de enige sport is die het waard is om in geschreven vorm te volgen. Veel schaakschrijvers munten uit in boeiende, interessante en unieke journalistiek. Voetbal daarentegen was bij uitstek zo’n sport die je moest zien. In de kranten blijft er van een spannende wedstrijd weinig meer over dan een bolle verzameling clichés. En wat moet je met die voetballers zelf? Het gebeurt hoogst zelden dat je er een kunt betrappen op een origineel idee.

De ommekeer was voor mij het boek Het mooie leven van Kees ‘t Hart dat een jaar van SC Heerenveen beschreef. Wat een prachtige roman over voetbal! Deze maand verscheen opnieuw zo’n voetbalboek: Je hebt het niet van mij van Intermediairjournalist Marcel van Roosmalen over een jaartje Vitesse.

Helaas is Je hebt het niet van mij (ook een uitgave van Hard Gras) niet zo’n mooi boek geworden als Het mooie leven. Dat ligt wel en niet aan Marcel van Roosmalen zelf. Van Roosmalen is voor mij de enige reden dat ik de Intermediair nog lees. Wekelijks weet hij mensen in welk beroep dan ook zodanig neer te zetten dat de lulligheid er immer van afdruipt. In een kleine, wekelijkse dosis is dat zeer komisch; in een boek van 118 pagina’s is het iets te veel van het goede. Ik vrees dat Van Roosmalen mensen alleen maar neer kan zetten als sukkels en lulletjes.

Daarnaast speelt ook een belangrijke rol dat Van Roosmalen weinig speelruimte kreeg bij Vitesse. Terwijl ‘t Hart voortdurend aanwezig was bij de trainingen en zelfs meeging naar Europacupwedstrijden van Heerenveen, mag Van Roosmalen bij Vitesse slechts in de persruimte rondhangen en komt hij alleen iets meer te weten doordat verveelde spelers hun verhaal bij hem kwijt willen.

Kreeg ik bij ‘t Hart nog het idee dat de voetballers van Heerenveen een gezellig team vormden, bij Vitesse lijkt het een en al roddel en achterklap te zijn. Voetballers spelen louter voor het geld en contact met de fans wordt als noodzakelijke en irritante verplichting gezien en als de eerste de beste mavoscholier proberen de profs hun snor te drukken zodra deze verplichting opdoemt.

Enkele hilarische passages:

Supporters:
Een wat oudere man: “Overal hebben ze snelle negers, maar wij hebben Amoah en Fränkel”.

Theo Janssen heeft een paard:
Ik doe het zonder zadel. Harstikke leuk, een beetje rennen met zo’n dier. Hoe ik mijn paard noem? Nou gewoon, ‘Paard’.

Stijn Vreven is dol op indianen:
Ach, de indianen zitten er ook wel eens naast. Ik ben nog steeds fan van ze, maar ik hoef ze niet zo nodig te ontmoeten. Volgens mij valt zoiets in het echt toch tegen. Ik ben meer van de indianen van vroeger. Toen ze nog gewoon tooien droegen.

Stijn Vreven over Vitesse:
Willem, die de was doet, was op dieet. Hij zei dat hij alleen maar water dronk, maar even later at hij in de kantine drie hamburgers achter elkaar op. Dat vond ik typisch Vitesse.

Theo Janssen over kleding:
Bij uitwedstrijden moeten we een spijkerbroek van onszelf aan en daar bovenop dan zo’n Quick-trui. Ze kunnen in die fabriek niet eens goede broeken maken. We lopen gewoon voor lul. Quick is helemaal niets. Vieze rotzooi.

Theo Janssen wordt geïnterviewd:
– Aan wie erger je je?
– Als ik dat zeg, word ik geschorst. Ze werken allemaal bij de club.

Theo Janssen wordt vader:
Marcel: Mag je thuis nog roken nu je vriendin zwanger is?
Theo: Waaat? Wat zeg je nu weer?
Marcel: Of je thuis nog mag roken?
Theo: Ja, hèhè. Anders gaat ze maar buiten wonen.