Heibel om een fietsbel

Nu ik in een grachtenpand woon, houd ik ervan om uit het raam naar buiten te kijken. Gisteren hing er een groepje jongeren rondom het bankje en de fietsenrekken en zag ik dat een van de jongens van alle fietsen de beldoppen begon af te draaien.

Een groot deel van zijn identiteit vindt een fietser in zijn beldop terug, dus ik bedacht me geen moment, opende het raam en riep: “Hé, wat moet dat? Doe die beldoppen terug!”

De jongen schrok en leek voor een moment even van plan te zijn de beldoppen inderdaad weer terug te draaien. Toen kwam de rest van de groep in beweging en begon luidkeels onder mijn raam staan schreeuwen. Van de stortvloed aan scheldwoorden die omhoog geblazen werd, kan ik mij alleen nog ‘teringlijer’ herinneren.

Ik pakte een fototoestel en nam een foto van de eerste de beste raddraaier, waarop de stoppen bij de fietsbellenverzamelaars geheel doorsloegen. Alle beldoppen die de club inmiddels verzameld had, werden tegen onze ramen en gevels gegooid. Voor het uit de hand loopt, dacht ik, zal ik maar even snel de politie bellen.

De politieagent die ik aan de lijn had, stelde vier vragen:
– Om hoeveel man gaat het?
– Een man of 12, antwoordde ik.
– Hoe oud zijn die jongens?
– Tja, 10, 15 jaar…
– Zijn het Nederlanders, Marokkanen…
Tja, dat was vragen naar de bekende weg. Zie in dit deel van Amsterdam maar eens 12 Nederlandse jongens in de leeftijd 10-15 bij elkaar te krijgen. (Hoewel de directeur van de buurtschool zeker weet dat hij 98% Amsterdammers op school heeft.)

Inmiddels zagen de raddraaiers dat ik aan de telefoon hing en namen zij de benen. Daarop volgde de laatste vraag van de agent:
– Welke kant gaan ze op?