De eenzaamheid van de priemgetallen – Paolo Giordano

De eenzaamheid van de priemgetallen - Paolo GiordanoPaolo Giordano’s De eenzaamheid van de priemgetallen is een regelrechte bestseller. Van de Libelle tot en met het NRC waren de recensenten lovend. Hoe kan een boek over priemgetallen nu zo’n groot publiek aanspreken?

De roman vertelt het verhaal van twee outcasts, Mattia en Alice. Beiden maken in hun jeugd iets verschrikkelijks mee dat er de oorzaak van is dat zij zich van de maatschappij afwenden. Giordano laat overtuigend het leed zien dat buitenbeentjes in hun pubertijd te verduren krijgen. In hun eenzaamheid komen zij nader tot elkaar, maar het is vraag of zij elkaar echt kunnen raken.

Mattia ontpopt zich als een geniale wiskundige met autistische trekken. Omdat Paula Giordano zelf een promovendus in de natuurkunde is hoeven we niet bevreesd te zijn voor een stereotype schets van een autist. Mattia’s voorkeur voor getallen toont Giordano subtiel, bijvoorbeeld als Mattia een briefje krijgt met een telefoonnummer erop:
“Mattia keek naar het briefje waar alleen een naam op stond en een rijtje getallen, vooral oneven getallen.” (p. 267)

De eenzaamheid van de priemgetallen is nauwgezet en boeiend geschreven. Giordano observeert menselijke verhoudingen nauwkeurig en noteert met gevoel voor beheersing en detail:
“Op zijn kamer zat Alberto te telefoneren met de hoorn tussen zijn kin en wang geklemd om met allebei zijn handen te kunnen gebaren. Bij wijze van groet trok hij zijn wenkbrauwen op.” (p. 267)

Hoewel De eenzaamheid van de priemgetallen indringend is geschreven, speet het mij persoonlijk dat Giordano over de levensgeschiedenis van Mattia en Alice heenvliegt, 20 jaar samenvat in 300 bladzijden. De hoofdpersonen zijn gevoelige en menselijke karakters, maar door de vaart in het boek heeft het niet de tijd om te beklijven. Ik weet niet hoeveel ik mij over een jaar nog van dit mooie verhaal herinner. Verder sluit ik mij volledig aan bij de enthousiaste recensie van Alle Lansu in Het Parool.